De zintuigen van een kat

Horen:

Katten nemen tonen met een frequentie van 50-60 kHz waar. De mens hoort slechts zwakke signalen tot ong 20 kHz. Katten weten ook muizengesprekken te decoderen. Muizen communiceren met stemgeluiden in de frequentie van 40 kHz. Met zijn ongelofelijk scherpe gehoor luistert de kat deze muizenradio af. Hij weet precies wanneer, welke muis, waar zijn veilige holletje verlaat.

Zien:

Een kat ziet 6x scherper dan de mens. Het kattenoog bezit een ‘automatische diafragma’. De Pupillen vernauwen zich bij zonneschijn tot een nauwe spleet, bij zwak licht of duisternis zijn ze groot en rond. Ook de zwakste lichtweerkaatsing weet de kat te taxeren. Het Tapetum Lucidum (weefsel achter het netvlies) versterkt het zien in de schemering. Katten kunnen met genoeg geduld echter ook leren om rood en blauw van elkaar en van wit te onderscheiden. Maar groen, geel en wit ziet er voor hen waarschijnlijk ongeveer het zelfde uit, terwijl ze rood zien als donkergrijs.

Het vermogen om de weg naar huis terug te vinden:
Het kattenoog transporteert niet alleen optische prikkels naar de grote hersenen. Het reageert eveneens op akoestische signalen. Zo bouwen katten een nauwkeurig gehoorbeeld op van hun omgeving. Ze registreren de verschillende geluiden (Klokgeluid, fabriekssirenes, watergeruis, dierenstemmen, werklawaai op de boerderij, enz) rangschikken deze naar afstand, geluidssterkte en invalshoek en slaan dit akoestische-optisch beeld van hun huiselijke omgeving op. De kat die te ver is afgedwaald, zal een bijzonder sterk geluid als leidraad volgen tot hij alle vertrouwde geluiden van zijn eigen omgeving opvangt.

Ruiken:

De kat heeft niet zo’n uitgesproken fijn reukvermogen als de hond. De reukzin wordt, voor zover voor de oriëntering in de ruimte en de jacht nodig is, daadwerkelijk door de tastzin ondersteund en is van doorslaggevende betekenis bij de communicatie tussen katten onderling. Ieder contact met een  ander levend wezen wordt voorafgegaan door een voorzichtige geurcontrole. Alle reukvlaggen en sporen in het territorium worden dagelijks zorgvuldig nagelopen. Een kat leest een geur zoals wij dat met een boek doen. Je zou  een kat daarom niet zomaar kunnen foppen, wanneer je een medicatie of ontwormingspilletje door het eten doet. Ook ruiken ze veel met het orgaan van Jacobson. Deze zit in de gehemelte.  Hier kun je meer over lezen op de pagina Leuk om te weten… Anatomie.

Voelen: (Tastzin)

De tastharen van katten – de snorharen en kleine tasthaarpluimpjes boven de ogen, op de wangen, aan de kin en boven de voetzoolkussens van de voorpoten – werken als een oscillograaf. Door zijn snorharen doet de kat al tastend een veelheid aan ruimtelijke informatie op. Zonder snorharen verliest hij in het donker zijn orientatie vermogen.

Proeven:

Het enige zintuig dan niet sterk ontwikkeld is, is de smaak van de kat. Deze is vele malen slechter dan bij ons mensen. Wij hebben namelijk zo’n 9000 smaakpapillen en op de tong van een kat is dat nog geen 500. Dus als een kat een bepaalde voorkeur voor voedsel heeft, dan zal dit vanwege de geur, temperatuur of structuur  van het voedsel zijn. Of een combinatie van alle drie.